Glossary entry (derived from question below)
English term or phrase:
devil
Dutch translation:
duivel
Added to glossary by
AllisonK (X)
Feb 11, 2003 18:44
21 yrs ago
1 viewer *
English term
devil
Non-PRO
English to Dutch
Other
whatis a evil without his fire?
Proposed translations
(Dutch)
5 +8 | duivel | AllisonK (X) |
4 +4 | Satan, Lucifer | Henk Peelen |
Proposed translations
+8
7 mins
Selected
duivel
Van Dale plus scads of other sources
4 KudoZ points awarded for this answer.
Comment: "Graded automatically based on peer agreement. KudoZ."
+4
1 hr
Satan, Lucifer
minder gebruikelijk
vertaling van spreekwoord:
what is a devil without his fire:
— 't Is altijd de duivel die de kaars draagt, altijd moet dezelfde het ontgelden. In Z-Ndl. (CORN.-VERVL. 1666).
andere vertalingen en spreekwoorden:
DUIVEL — DUVEL —, znw. m. Mnl. duvel, dievel, mnd. duvel, ohd. tiuval, tioval, mhd. tiuvel, tievel, hd. teufel, os. diubal, ofri. diôvel, ags. dîofol, dêofol, eng. devil. Eene vroege ontleening uit gr.-lat. diabolus.
1) De geest des kwaads, inzonderheid volgens een der christelijke opvattingen; de booze.
a) In geregeld zinsverband. || Ziet hoe de duvel, onder een schijn van helicheijt, zijn oncruut zaeijen can, V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 65. De zulcke en moghen ooc gheen cruijsen gheluchten, als oft zij een specie vanden duvel hadden, 1, 224. Alsoo heeft u de duyvel mette keele, Hist. v. Corn. Adr. 2, 388. Doe wiert Jesus van den Geest wech geleyt in de woestijne, om versocht te worden van den duyvel, Matth. 4, 1. Den duvel is in Hollandt wederom op de been, het welcke UE. aen dit bijgaende extrackt wel sult zien; zij willen mijn broeder ofte UE. opt lijf, M. V. REIGERSB., Br. 158. Hier toe is de Sone Godts geopenbaert, op dat hy de wercken des duyvels verbreken soude, 1 Joh. 3, 8. Dat dit uitstaan van zoo onlydelyken lyden niet kan zyn zonder Duivels hulpe, V. HEEMSKERK, Arc. 50. L. ..., gebannen uyt Hollt, omdat hij met Boetselaers soon op de gesontheit vanden duyvel gedroncken had, C. HUYGENS Jr., Journ. 1, 344. Sprekende ... in seer fiere termen, daervan de duyvel en sacramenten onder quam, 2, 63. ô Broedsel van de hel! den duivel is uw vaer, DE MEYER, Gramsch. 151. Hetgeen zij (t. w. de rechtzinnigheid) voor werkingen des duivels aanziet, is ... niets anders dan de onvoorziene werking van taal-, geschiedkundige en vergelijkende studie der teksten, PIERSON, O. Tijdgen. 6. Was ik de zoon des duivels, dan zou ik als duivel leven! VERMEYLEN, Opst. 1, 110.
— In de oudere taal is gewoon: de duivel van de(r) hel(le). || Sin aensichte ende zynen baert (t. w. van een gehangene), die geheel geel was, (is) soe peeckswaert geworden ..., dat hy scheen die duvel van de helle te wesen, in Bijdr. Hist. Gen. 25, 82 (aº. 1569). Seggende, dat hemlieden den duvel van der helle ende die voirs. B. ... mit enighe van haer principalen hooffden daertoe gebrocht hadden, 25, 182 (aº. 1574).
— De bare duivel, verg. Dl. II, 822. || Die ... met den baren Duivel geklonken heeft, POTGIETER 1, 348.
— De duivel en het vleesch, vroeger ook: de wereld worden vaak te zamen genoemd. || De duyvel, de weereld, en het vleesch, die door een eet-ghespan verknocht ons gezamentlick zoecken te over-vallen, DE BRUNE, Bank. 1, 446. 'k Heb, en van vromen geest bezield, ... Den duivel en mijn vleesch bestreden, BEETS 1, 428.
— De duivel en zijn moer. Zie verscheidene voorbeelden bij de zegswijzen en verder Dl. IX, 923.
— Den duivel uitbannen enz. Duivel kan hier ook in de bet. 2) staan. || Dat ons priesters met de kinderen staen ende jonghelueren ..., ende strijcken, bezweeren den duvel daer uut, V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 29.
— Des duivels prenteboek, het kaartspel. || Mijnheer en mevrouw Witse ... konden namelijk op het gevaarlijk stuk van des duivels prentenboek niet best te zamen overweg, BEETS, C. O. 259. Bij ons voorgeslacht ... zult (gij) vaker dan den bijbel des duivels prentenboek op tafel vinden, DE BEAUFORT, Geschiedk. Opst. 1, 117.
— Des duivels oorkussen. Zie bij OORKUSSEN.
— (Een) haar van den duivel, persoon of eigenschap die niet deugt. Verouderd. || Daer wasser ..., die zeijden, dat zij wel hadden willen al de basten betalen, daer men de ghues an hanghen zoude; ander ... weinschten sommighe roomsche predicanten een deel tonnen buspoers in haren zack. Dit zijn al haren vanden duvelen. Godt betert! V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 2, 167.
— Uit den duivel, zijn oorsprong hebbende in den duivel. In bijbelsche taal. || Sijn zy mit Christo niet eens ghesindt, zo ... moeten (zy) wt den duyvel zijn, GNAPHEUS, Tob. 96. Die de sonde doet, is uyt den duyvel, want de duyvel sondight van den beginne, 1 Joh. 3, 8.
— Aan God noch duivel gelooven. || Een ongelukkige en onzalige ..., die ... noch aan God, noch aan Duivel geloofde, Philanthrope 1, 347.
— Naar den duivel noch zijn moer vragen, den duivel noch zijn moer vreezen, hel noch duivel vreezen enz. || Licht volcq wesende ..., die nae den duyvel noch sijn moer niet en vragen, V. RIEBEEK, Dagverh. 1, 328. Ik ben van hel noch duivel vervaard: ik ben Jan zonder vrees! COECKELBERGS, Spr. 127.
— Naar den duivel zijn of gaan, verloren zijn of gaan. || Zie je nou wel, met je vervloekte gemaal, daar is nou al een van de drie wenschen naar den duivel! FOKKE, B. R. 4, 163.
— Iemand naar den duivel wenschen. || Waerschijnelijk sult gijlieden mij toens wel naa den duivel hebben gewenscht, V. HARDENBROEK, Gedenkschr. 3, 538.
— Loop naar (vroeger ook voor) den duivel, als verwensching. || Is dat zo niet van uwe verkiezing, loop dan voor den duivel, Leev. 5, 221. „Loop naar den duivel”, bromde Bleek, K. Zev. 5, 16. Loop naar den duivel! riep hij kwaad, ST. STREUVELS, Minneh. 2, 26.
— Voor den duivel zijn, verloren zijn. In de oudere taal. || (De schipbreukelingen) antwoorden ... Godtloselijck, Ons schip is voor den duyvel, Holl. Merc. 1654, 3 b.
— Iemand voor den duivel jagen, in de oudere taal. || B. Cornelis greep haer met den arm, stakse ter deuren uyt seggende: Wegh deur, van hier gy Paulinne ..., al deur, wegh voor den Duyvel, Hist. v. Corn. Adr. 1, 43. Niet, met de beschuldigde terstont de mutsaart onder de voeten te stooten, de verdachte van Duyvelerye in der daat voor den Duyvel te jaagen, V. HEEMSKERK, Arc. 63.
— Men wenscht dat de duivel iemand hale. || Dat u de duyvel hale in 't helsche vyer, Hist. v. Corn. Adr. 2, 387. De Con., ... seyde: „Wat, noch al sauvegardes? Ick wouw dat de duyvel de sauvegardes haelde”, C. HUYGENS Jr., Journ. 1, 457. De duivel hale mij, zoo ik ooit weder met studenten soupeer! POTGIETER 1, 310.
— Vroeger ook: dat de duivel hem schende. || Dat hem den duyvel schende, Veelderh. gen. Dicht. 24.
— Nog andere, verouderde verbindingen in de aanhaling. || Met te seggen de Duyvel hael u, de Duyvel vaer op u, ofte in 't herte, Gen. Keure v. Rott. 1, 290 (aº. 1722).
— Dat zal hem de duivel, t. w. betaald zetten, afleeren of iets dergelijks. || De schoelje wil mij alzoo zijn eigen gronden, die niets waard zijn, voor een hoogen prijs aansmeren! dat zal hem de duivel! K. Zev. 4, 392.
— Zijn ziel aan den duivel verkoopen. || (Een verhaal van) een minnaar, die zijne ziel aan den duivel verkoopt, ROOSES, N. Schetsenb. 300.
— Den duivel inhebben, in Z.-Ndl. ook — in het lijf hebben, vroeger: bezeten zijn, thans: het land hebben. || Wat hebt ghy inden zin? Raest ghy of hebt ghy den duyvel in? Veelderh. Gen. Dicht. 27. Ik wist niet, waarom ik den duivel in het lijf had en mijn linkeroor tuitte, als een geborsten koewachtershoorn, TEIRL.STIJNS 2, 117. Hij had den duivel in dat zijn plan zoo mislukt was.
— Van den duivel bezeten zijn. || Een van de religieusen ..., die all de werelt gelooft heeft dat van de duijvel beseten waeren, C. HUYGENS Jr., Journ. 3, 117.
— Van de duivel bezeten zijn om iets, dat met alle geweld willen. In Z.-Ndl. || Dieë jongen is van den duvel bezeten om op 't ijs te gaan, CORN.-VERVL.
— De duivel rijdt hem, hij is bezeten. || Wel (sey sy ...) wat brandewijn heb ick van jou gehat? Woe riedt die de duvel, seyd hy, hes toese nicht selfst gesopen, WALTES, Bol-Backers-Jan 3. Is hij mal, de kerel, of rijdt hem de Duivel? FOKKE, B. R. 3, 129.
— Iemand den duivel aandoen, hem plagen, het hem lastig maken. || Het is de clericalen te doen ... om de vrijzinnige steden op allerlei wijze den duivel aan te doen, Het Volksbelang v. 18 Oct. 1913.
— Van den duivel droomen. Zie bij DROOMEN.
— Den duivel van iets geven, het opgeven, er genoeg van hebben. || Ik geef den Duivel van dat plan, KINKER, D. en O. 41.
— De duivel aan iets of iemand gezien hebben, geweldigen tegenzin tegen die zaak of dien persoon hebben. || Sedert je hem zoo aan de kaak hebt gesteld, heeft hij den duvel aan je gezien.
— De duivel zou het raden, dat kon iedereen voorzien of begrijpen, In Z.-Ndl.
— Daar kan geen duivel uit wijs worden. || Wat was er intusschen op de Eekhoef gebeurd? Peer Tyck beweerde, dat er geen duivel uit wijs kon worden, SEGERS, Kol. i. d. K. 32.
— Daar speelt de duivel mee, het is daarmede niet pluis, dat gaat onbegrijpelijk toe. || Ou hier moet de duyvel en sijn moeyer met speelen: ba wy zyn alle ghelijck betovert, en met eenen dommen duyvel beseten, Hist. v. Corn. Adr. 1, 203. Ba de duyvel ende sijn Moeder speelt daer met u bachuys, dat ghy alle die heylighe Schriftueren aldus weet te trecken na uwen ketterschen zin, 2, 380. 't Is of de duivel er mee speelt, maar ik vergeet die boodschap iederen keer.
— In den zin van: er doen zich onvoorziene en onoverwinnelijke tegenslagen voor. || Hadde hy (Luther) ten tijde van Nemrod gheweest, als men den toren van Babel maeckte, hy ... soude het begonst werck op gheiaeght hebben, oft den duyvel soude daer mede ghespeelt hebben, DAVID, Doolh. 235.
— De duivel zit er onder, het gaat niet zooals het behoort. || 't Is niet goed, 't deugt niet, boer: de duivel zit er onder! g'hebt altijd gesakkerd als er iemand onderpachtte, ST. STREUVELS, Minneh. 2, 128.
— De duivel is nagaande (HARREBOMÉE 1, 163b). || Gy moet u voor alle opspraak toch bewaaren, Want de Duivel is nagaande, Gew. Weuwenaar 3, 28.
— Dat is de duivel, dat is een verwenschte omstandigheid. || „De adoptie is afgeschaft”, merkte H. aan. — „Ja! dat is de duivel!” bromde F., K. Zev. 4, 387.
— Als de Duivel geen straatschender wordt, zegswijze waarmede men iemands kans op zaligheid betwijfelde (TUINMAN 1, 155). Verg. ook kol. 3396.
— Alsof de duivel hem op de hielen zat, zoo snel hij maar kon. || De boer (kreeg) daar zooveel slaag, als hij dragen kon, en alsof de duivel hem op de hielen zat, stoof hij naar huis, DE MONT en DE COCK, Vl. Vert. 199.
— De duivel zal het laken, als bedreiging. Verouderd. || Laet mijn gaen, oft de duyvel sal het laken, Veelderh. gen. Dicht. 34.
— De duivel op je vleesch, als bedreiging. Verouderd. || Ja de Duyvel op je vleys veurje diefachtige aerd, Jou schelm meen jey dat ick jou de darde part van 't goedt sel geeven, WALTES, Bol-Backers-Ian 14.
— Zich den duivel op den hals halen. Verouderd. || Hy haelt sich selfs den duijvel op den hals, ende can hem niet af keeren, SARTORIUS, Adag. I, 6, nº. 24.
— Den duivel voor zijn nieuwjaar —, voor zijn vastenavond krijgen, een geducht standje krijgen; stank voor dank krijgen. In Z.-Ndl. nog in gebruik (CORN.-VERVL.. || Nou 'k mag voort vegen of ick krijgh de Duyvel tot mijn Vastelavont, V. ARP, Cl. Klick. 7. Hadje gehoort hoe jy en ik de duyvel voor een nieu jaar kreegen, bij V. MOEKERKEN, Kl. 369.
— Den duivel jagen, tekeergaan, opspelen, lawaai maken, den boel op stelten zetten. In Z.-Ndl. Zie ook bij DUIVELJAGEN. || Zoo gij weder den duivel gaat jagen en mij als eene dienstmeid met barschheid wilt behandelen, — ik loop ten huize uit naar mijne zuster, CONSC. 3, 117 b. De pataten zijn aangebrand. Vader zal weer den duivel jagen en mij eenen hoop zure woorden naar den kop werpen, 6, 341 b. De jongens zijn bezig met den duivel te jagen! Zij hebben reeds al de patten, die nog geheel waren, gebroken enz., SLEECKX 5, 139. Schrikkel wachtte zich ook aan den majoor te verhalen, hoe hij ... tot zijne vrouw gesproken had, alsof hij 't waarlijk geloofde; hoe hij twee uren lang den duivel had gejaagd, RAMBOUX, Fam. Schrikk. 1, 58. Louis ... was boos. Hij was echter overtuigd, dat opspannen en den duivel jagen, tot niets kon dienen, SEGERS, Kolen i. d. K. 89.
— Zich den duivel bevolen jagen (zie Dl. VII, kol. 126).
— Je mocht den duivel, dat zou je willen! De uitdrukking is een afkorting, blijkbaar van: je mocht den duivel doen, wat je mij wilt doen. || Wat Satan, zei ik, ben je lui te groote Sinjeurs, om God den Heer te looven en te bidden, je mogt den duivel! Leev. 7, 361.
— In de aanhaling beteekent den duivel mogen slaan, mogen doen wat men verkiest. || Voor Jan mocht ze den duivel slaan, hij moeide er zich niet mee. Op haar woning was zij volop baas, QUERIDO, Jordaan 118.
— Hier is de duivel te koop, het gaat hier verkeerd. || Ba goeliens nu is hier wederom den duyvel te koopen met desen wederspoorigen Magistraat van Brugge, Hist. v. Corn. Adr. 1, 64. Phou, ba hier is alree de duyvel en sijn moeder wederom te koop, 2, 395.
— Al zou de duivel op stelten rijden, al zou alles op stelten staan, al zou er nog zooveel misbaar gemaakt worden. || Een goed Christen Mensch moet alles durven doen, dat goed en recht is, al zou de duivel op stelten ryen, Leev. 6, 12.
— Te dom zijn om voor den du(i)vel te dansen, aartsdom zijn.
— In Z-Ndl. zegt men ook: te leelijk om voor den duvel te dansen.
— Den duivel te slim af zijn. || De vrouwen ... zijn den duivel te slim en hebben het talent hare mans ... te doen uitbrengen wat zij willen, SLEECKX 12, 37.
— Den duivel op het kussen binden, buitengewoon bij de hand zijn. Verouderd. || Al waert een van die seven wijven, Die den duyvel op 't kussen deden blijven, Veelderh. gen. Dicht. 7. U en de duyvel bant ick beyde wel opt kussen, Eermen (d. i. me) de moet sou blussen, V. BREUGHEL, Boert. Cl. 1, 44. Dese ses Vrouwen waren soo vroet ende wijs in haren tijdt al haddet gheweest om den blauwen Duyvel te besweeren ofte te binden op een kussen, soo waren sy daar abel ghenoegh toe, Euang. v. d. Spinr. 2. 't Was de beste Griet die men vond, die den Duivel op een kussen bond, TUINMAN 1, 23.
— De duivel is te binden, het gaat er ongemakkelijk toe. Waarschijnlijk verouderd. || Ik sloeg naar hem. Toen was de duivel te binden, Leev. 1, 311. En, Jongen, wat is de Duivel te binden geweest, 6, 274.
— Iemand den zwarten duivel op den hals binden, hem tot zondebok maken. Verouderd. || Zullen wij in dese hijstorie alleene de aerme ghues ... den zwarten duvel op den hals binden, ende zullen zij daertoe gheen oorzake vande gheestelicke ghehadt hebben? V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 169.
— Eer de duivel zijn schoenen aanheeft (verg. kol. 3419). || Eer de duyvel schoenen aen had hy wtgong, V. BREUGHEL, Boert. Cl. 20.
— Als men van den duivel spreekt, trapt men op zijn staart, de persoon over wien men spreekt pleegt dan juist te komen. || „Reinout ...; maar hier trapt de Eerwaarde Juist den Duivel op zijn staart, DE GÉNESTET 1, 298.
— In de volgende plaats schijnt eer een waarschuwing tegen vloeken bedoeld te zijn. || Daermen van de duyvel spreect, Zelden dat hy daer ont-breect, DE BRUNE, Spreekw. 268.
— De duivel heeft het vragen gemaakt, misschien met gedachte aan Genesis 3, 1 (TUINMAN 1, 1).
— De duivel schijt altijd op de grootste hoop, toevallige winsten vallen steeds te beurt aan wie reeds veel heeft.
— De duivel danst niet altijd voor één mans deur, het ongeluk treft niet altijd denzelfden persoon. In Z.-Ndl.
— De eene duivel deert den anderen niet (DE BRUNE, Spreekw. 474). Verouderd.
— De duivel houdt de kaars, het gaat er niet malsch toe. Deze spreekwijze berust op eene legende aangaande den H. Dominicus, die den duivel, hem als een aap verschenen, zou gedwongen hebben eene kaars voor hem vast te houden, tot hij zich de vingers brandde. Daarnaast al zou de duivel de kaars houden, de onderste steen boven. Thans alleen in Z.-Ndl. || Alst qualijc gaet, houdt de duvel de keerse gemeynlijc, V. GHISTELE, Ovid. Sendtbr. 41 b. De Duivel zal de kaars houden, TUINMAN 1, 23.
— 't Is altijd de duivel die de kaars draagt, altijd moet dezelfde het ontgelden. In Z-Ndl. (CORN.-VERVL. 1666).
— Den duivel een kaars ontsteken enz., zijn vijand uit eigenbelang vriendelijk bejegenen. || De sulcke den duyvel een keersken hechten, Die de boosheydt soecken te behaghen, DAVID, Lot. v. Wijsh. 17. We moeten den duivel soms een keersken luchten! ST. STREUVELS, Minneh. 1, 87.
— In de aanhaling in den zin van: eene zaak opknappen, voor iets zorgen. || S. Ja zoo je dat wel uitvoert, je bent een roo Letter in jou Almenak. M. Gien questie vrienden, ik zel die duivel wel ien Kaars ansteeken, V. GRAMSBERGEN, Hart. v. Pierlep. 4.
— Bij den duivel te biecht (zelden te rade) gaan of komen, bij iemand om hulp komen van wien men het tegendeel heeft te verwachten. || De sulcke den duyvel te raede gaen, Die haeren ghesworen vyandt aen-hanghen, DAVID, Lot. v. Wysh. 40. Zyn fatale star heeft hem (t. w. zekeren dief) geleid naar een Jood, die Spion van den Gouverneur was, om 't gestoole goed te verkoopen. Na dat hy aldus by de Duivel te biecht was gekomen, is hem 't gevangenhuis tot een logement vereert, DOEDYNS, Merc. 1, 431.
— De duivel zal de passie preeken, de grootste boosdoener zal nu vermaningen gaan geven. || Mijn dunckt De Duyvel zel ons nou de passi preken, Jae wel van waer komt u dit bystere verstandt? COSTER 184.
— De processie, daar de duivel het kruis draagt in toepassing op de houding van huichelaars (TUINMAN 1, 179).
— De duivel zit achter het kruis, in toepassing op slechte bedoelingen onder schoone voorwendsels (TUINMAN 1, 179; verg. ook kol. 3420).
— Voor iets vreezen als de duivel voor het kruis; iemand verjagen als den duivel met het kruis. || Ick ben van hem vervaert, als die duijvel vant cruijs, SARTORIUS, Adag. III, 9, nº. 12. Dat men hem (t. w. den Paus) begint met een Concilie te dreighen, 't welk de H. vaeders meer als de dujvel voor 't krujs vreezen, HOOFT, Br. 2, 253. (Zij) sullen ... soo de Francen verjaegen als den duyvel met het cruys, V. D. GOES, Briefw. 2, 89.
— Spartelen gelijk de duivel in een wijwatervat, hevig tegenstribbelen. In Z.-Ndl. || Sommige franskiljons van den gemeenteraad spartelden gelijk den duivel in een wijwatervat, Het Volksbelang v. 30 Maart 1912.
— Tegen iets lachen als de duivel tegen den dageraad, een zuur gezicht tegen iets zetten. || De scheele Jongen stond er by, en grynsde als de Duivel tegen den dageraad, Leev. 8, 34.
— Naar iets haken —, aan iets vasthouden —, op iets slaan als de duivel naar, aan of op een ziel. || Ick bicktender op ... As ien duyvel op ien ziel, BREDERO 1, 290. Hy gaapt daar na, als de Duivel na een ziel, TUINMAN 1, 155.
— Er op zitten of slaan als de duivel op Gerard. Nog in Z.-Ndl. (HARREBOMÉE 1, 165 b; CORN.-VERVL.).
— Des duivels toren bouwen, altijd met een huisgenoot in ongenoegen leven.
— Men moet den duivel niet zwarter maken dan hij is, men moet niet te veel kwaad van iets zeggen. || Zus, zus, Paai, ... laat het wat lyken; maak den duivel niet zwarter dan hy is, Leev. 4, 225.
— Een kwade vrouw is een duivel in huis. || Een kwaaije Vrouw is een duivel in huis, Leev. 4, 311.
— De Duivel heeft het vragen gemaakt (TUINMAN 1, 1).
— Heeft de duivel het paard gegeten, hij eet er de toom ook toe, uitdrukking van iemand die den boel opmaakt. || Het de Duivel het paert ghegheten, hy eeter de toom oock toe, BREDERO 1, 229.
— Als God meel geeft, bindt de duivel de zak toe, zegswijze om te kennen te geven dat een tegenslag vaak op een voordeel volgt. Verouderd. || Als God gheeft meel voor yemands mond, De duyvel sluyt de zack terstond, DE BRUNE, Spreekw. 384 (zie ook 152).
— Waar Onze Lieve Heer een kerk bouwt, daar bouwt de duivel een kapelletje (t. w. eene herberg). In Z.-Ndl. (CORN.-VERVL.).
— Hij meent dat hij onzen lieven Heer bij het hoofd heeft, en hij heeft den duivel bij de voeten, in toepassing op iemand, die zich zeer in een ander vergist (TUINMAN 1, 179).
— Hij zou niets voor God doen, als de Duivel dood was, hij leeft alleen goed, uit vrees voor de hel (TUINMAN 1, 314).
— Die den Duivel te vriend heeft, kan lichtelijk in de hel komen (TUINMAN 1, 61).
— Hij is uit de hel gekropen, toen de Duivel sliep, hij is een galgebrok (TUINMAN 1, 155).
— Twee gelooven op een kussen, Daar ligt de duivel tusschen (zie Dl. VIII, 609).
b) Als vloek of verwensching. || De duivel, Willem, dat is wat extraas, hoor ik, Leev. 7, 363. „Hel en duivel! onbezonnen Monster!” barstte hij los, BOSB.-TOUSS. 2, 122 a.
— Voorafgegaan door een vraagwoord. || Ou maer wie duyvel heeft u lieden doch soo outerquidant, so outragieus, of soo stout ghemaeckt? Hist. v. Corn. Adr. 1, 68. Mochten nu een reys opkycken die ouwe Lacedemoniers, Hoe duyvel souwenset maken met de Banckeroetiers, BREDERO 1, 212. Wat de duyvel, Messieurs, hoe keunjet versinnen! 1, 253 Maer wie duyvel souden wij dan weder bij de Coningh krijghen? C. HUYGENS Jr., Journ. 1, 101. Wie duivel zoude dien (den laster) wederstand kunnen bieden? POTGIETER 1, 236. De twee schoten vielen. ... De hond sloeg aan; het haas was vrij. „Wat duivel nou?” riep Teun de Jager, en smeet het geweer neder, BEETS, C. O. 312. Wat duivel, hij was toch de maker van 't stuk, ROBBERS, Gel. Fam. 150.
— Voor den duivel. || Schrijf toch, voor den duivel, duidelijker, V. DEYSSEL 2, 136.
2) Booze geest als waarvan in den bijbel sprake is; gevallen engel. || Hijstorien rhetorijckelic ghespeelt ..., uuten auden ende nieuwen testamente, een helle ende veel danssen van duvelen, zeer consticht ende verscrickelic toeghemaect vertoocht, V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 61. Ooc hadde den deken vanden christenen ghepredict dat de nieu predicanten duvels waren, 1, 235. Hy werpt de duyvelen uyt, door den Oversten der duyvelen, Matth. 9, 34. Datse ... also de Schatten der Hellen, maken tot Spinstoelen der Duyvelen, BAARDT, Deugdensp. 222. Sommige waren met geschilderde Buffels-vellen omgort ..., en soo verschrickelijck opgepronckt, datse eer duyvels uyt der Hellen, dan Buffels of Menschen geleken, SCHOUTEN, Voyagie 1, 22. Het gheene men haer opstrede, van particuliere en innerlijcke kennisse te hebben met de Duyvelen ... was ongelooflijck, V. BLEYSWIJCK, Beschr. v. Delft 400. Dan vloektmen dat het klinkt, en port ijder sijn duivels uit de hel, VALENTIJN, Ovid. 1, 216. Van Dalen ..., die zich reeds losgemaakt had van het geloof aan duivelen, die de oude orakels inbliezen, GEEL 162. Deze afgevallene engelen worden duivelen genoemd, LAMBRECHT, Catech.2 1, 120. Sophie ... was in de vrees des Heeren en der liberalen opgegroeid. Tehuis en in de catholieke normaalschool werden deze laatsten als halve duivels afgeschilderd, LOVELING, Sophie 47. Het katje verschrikte zoodanig, dat het begon te loopen, te loopen, alsof al de duivels uit de hel haar achtervolgden, DE MONT en DE COCK, Vl. Vert. 73. Die vreeslijke benauwdheid, duivel die haar op borst en keel zat, drukte en duwde, ROBBERS, Gel. Fam. 298.
— Men stelt het voor of verschillende ondeugden elk haar duivel hebben. || Een geest van christelijke liefde had mij het werk doen aanvangen, een duivel van gekrenkte ijdelheid drong mij het voort te zetten, K. Zev. 1, 157. „Daar laat de duivel der jaloezij weer zijne horens zien”, dacht Ida, COURTM.-BERCHM., Gesch. v. d. J., 43.
— Duizend duivels, als vloek. || Ba wat duysent duyvels, nu soude ick wel mijn sinnen gemissen, Hist. v. Corn. Adr. 1, 117. Ou, ba wat duysent duyvele (Godt zegene ons) wat gaet desen ... ketter nu over, 2, 390.
— Iemand naar alle duivels zenden, hem verwenschen, hem verwenschingen toevoegen. In Z.-Ndl. || Daarna kan Daeltjes, indien het hem lust, onzen vriend den dragonder zooveel naar alle duivels zenden, als hij wil, SLEECKX 12, 237.
— Zekeren duivel inhebben, die onaangename eigenschap vertoonen. || Als ik hem soo haest niet antwoorde, soo seyde hy, dat ik den stommen Duyvel in hadde, V. BRAGHT, Martelaerssp. 2, 237 a.
— Elke duivel regeert in zijn maand, alle kwaad heeft zijn beurt (TUINMAN 1, 13 en verg. kol. 3420).
— Liegen dat er zeven duivels te laat zouden komen. In Z-Ndl.
3) Booze macht die door niet-christelijke volkeren vereerd wordt, en daarnaast vroeger ook in toepassing op niet booze machten; afgod. || Den duyvel, die de Chynesen gemeenlijck Joosje noemen, is een geweldigh en maghtigh Prince deser werelt, SCHOUTEN, Voyagie 1, 22. Dese duivelen draegen (in Japan) den naem Ioosje Tiedebayk; maer God Ioosje Goesar, MONTANUS, Gedenkw. Gesantsch. 70 b. Zy weten van geen God; maar stellen vast, dat yder landschap zyn Duivel heeft, die dat beschadigen, en beschermen kan, weshalven yder aldaar den zynen in nood aanroept, VALENTIJN, O.-I. I, 2, 378 a. De mindere en hunne middel-Goden, of Duivels, die zy eeren en aanroepen, III, 4 b.
4) In toepassing op personen. — a) Een arme duivel, iemand die er ongelukkig aan toe is, iemand die in armoedige omstandigheden verkeert. In N.-Ndl. minder gewoon dan arme drommel. || Dat alle dese Haegh-predicanten ... maer al ydioten, schoelappers, wevers en andere arme schamele duyvels zyn, Hist. v. Corn. Adr. 1, 89. E. Wt zijn hooft is ien bien e nomen, wel sucken stuck. A. Hoe quam den armen duyvel an dat ongheluck? Class Kloet 3, 13. 't Is verbruid, schip en schuit: Hier hangt den armen duivel uit, bij LE JEUNE, Proeven 198. Om een armen duivel van een Jongen te helpen bezwaaren, Leev. 5, 369. Een armen duivel die mij om een aalmoes bad, Wildsch. 1, 72. Gy, arme duivels die ge zyt, In prykel schier ten allentyd Door hongersnood te moeten sterven, CONINCKX, Fab. 11. Ongelukkigen ... die rechtaf eene aalmoes vragen, arme duivels die aan elke bel trekken, BERGMANN, E. Staas 137. Ge moet hier nu den armen duivel niet uithangen, we kennen u! ST. STREUVELS, Minneh. 2, 110.
— Een arme Sint-Maartensduivel, toespeling op de legende volgens welke de duivel aan St. Maarten een aalmoes gevraagd zou hebben. || Daar wierden de arme sinte Martens duyvels zo me versterct, en vertroost, datse haar lieten wijs maken, dat men voor een kroon van lauwerblaan op 't hooft, meer boters konde koopen als voor duysent in de beurs, COSTER 467.
b) Een grappige duivel, een grappig en bijdehand persoon. Ongewoon. || (Zekere) snaaken ..., raare honden, grappige duivels, Leev. 7, 20.
c) Als scheldwoord of minachtende term in verschillende toepassingen. || Sulck eenen spreeckt met roem van sijn gemeen geslacht, Die in 't besonder elck of sot of duivel acht, HOOFT, Ged. 2, 16. Gy leelijcke duyvel, wel wat sal jou ghebreecken? Fy gy bulle-back! BREDERO 1, 246. Dat Montpouillan ... haer ... had geattaquert ... en dat sy hem injurien van olden Grisen duvel en diergelycke geseght had en hem in 't aensicht geslaghen, C. HUYGENS Jr., Journ. 3, 63. Enyo de Oorlogs-Godin ... is een dollen Duivel van een wyf, dat van geen langduurige rust hout, DOEDYNS, Merc. 1, 176. Welk een Duivel moest dat zyn, die evenwel zo een meisje laagen konde leggen, Leev. 1, 155. (Het Brusselsche gepeupel) bestaat alleen uit 700 a 800 Walen, meest Luikenaren ..., deze allen zijn woedende duivels, of liever buren van den duivel (mijngroefwerkers), venten, die men zonder schrik niet kan aanzien, WILLEMS, Br. 95. Hier hangt de gierige duivel uit, Volksliedje in N. Rott. Cour. v. 13 Nov. 1892, le Bl. A.
— Jonge engel, oude duivel (DE BRUNE, Spreekw. 494, zie ook 176 en 253).
— Ook met betrekking tot dieren of zaken. || 'Ne leelijken duvel van 'nen hond. Dat is 'nen duvel van e werk, CORN.-VERVL.
5) Een keer dat men „duivel” zegt. || En crijght noch een deel duyvels naer haer ooren, POIRTERS, Mask. (ed. 1646) 96.
6) Lichaam. Alleen in uitdrukkingen als: iemand op zijn duvel geven. Verg. het gebruik van donder, bliksem, sodemieter enz.
--------------------------------------------------
Note added at 2003-02-11 21:17:07 (GMT)
--------------------------------------------------
aan estenger:
ja dat verhaal is eigenlijk wel een beetje over de grens qua omvang, maar er staat erg veel informatie in (uit \"het woordenboek der Nederlandsche Taal op CD-ROM\"). Ik dacht dat \"what is a devil without his fire\" en \"het is altijd de duivel die de kaars draagt\" vertalingen van elkaar waren. What is a devil without his fire = wat is een bepaalde persoon wanneer hij niet de pechvogel is; je weet gewoon dat hij altijd de klos is/pech heeft. En dat is dan hetzelfde als \"het is altijd de duivel die de kaars draagt\"
\"an evil without a face\" is juist algemeen, zoals jij zegt
Hier nog een paar aanduidingen uit de OED. Mocht iemand ze willen vertalen....:
Besides the name Satan, he is also called Beelzebub, Lucifer, Apollyon, the Prince of darkness, the Evil One, the Enemy of God and Man, the Arch-enemy, Arch-fiend, the Old Serpent, the Dragon; and in popular or rustic speech by many familiar terms as Old Nick, Old Simmie, Old Clootie, Old Teaser, the Old One, the Old lad
vertaling van spreekwoord:
what is a devil without his fire:
— 't Is altijd de duivel die de kaars draagt, altijd moet dezelfde het ontgelden. In Z-Ndl. (CORN.-VERVL. 1666).
andere vertalingen en spreekwoorden:
DUIVEL — DUVEL —, znw. m. Mnl. duvel, dievel, mnd. duvel, ohd. tiuval, tioval, mhd. tiuvel, tievel, hd. teufel, os. diubal, ofri. diôvel, ags. dîofol, dêofol, eng. devil. Eene vroege ontleening uit gr.-lat. diabolus.
1) De geest des kwaads, inzonderheid volgens een der christelijke opvattingen; de booze.
a) In geregeld zinsverband. || Ziet hoe de duvel, onder een schijn van helicheijt, zijn oncruut zaeijen can, V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 65. De zulcke en moghen ooc gheen cruijsen gheluchten, als oft zij een specie vanden duvel hadden, 1, 224. Alsoo heeft u de duyvel mette keele, Hist. v. Corn. Adr. 2, 388. Doe wiert Jesus van den Geest wech geleyt in de woestijne, om versocht te worden van den duyvel, Matth. 4, 1. Den duvel is in Hollandt wederom op de been, het welcke UE. aen dit bijgaende extrackt wel sult zien; zij willen mijn broeder ofte UE. opt lijf, M. V. REIGERSB., Br. 158. Hier toe is de Sone Godts geopenbaert, op dat hy de wercken des duyvels verbreken soude, 1 Joh. 3, 8. Dat dit uitstaan van zoo onlydelyken lyden niet kan zyn zonder Duivels hulpe, V. HEEMSKERK, Arc. 50. L. ..., gebannen uyt Hollt, omdat hij met Boetselaers soon op de gesontheit vanden duyvel gedroncken had, C. HUYGENS Jr., Journ. 1, 344. Sprekende ... in seer fiere termen, daervan de duyvel en sacramenten onder quam, 2, 63. ô Broedsel van de hel! den duivel is uw vaer, DE MEYER, Gramsch. 151. Hetgeen zij (t. w. de rechtzinnigheid) voor werkingen des duivels aanziet, is ... niets anders dan de onvoorziene werking van taal-, geschiedkundige en vergelijkende studie der teksten, PIERSON, O. Tijdgen. 6. Was ik de zoon des duivels, dan zou ik als duivel leven! VERMEYLEN, Opst. 1, 110.
— In de oudere taal is gewoon: de duivel van de(r) hel(le). || Sin aensichte ende zynen baert (t. w. van een gehangene), die geheel geel was, (is) soe peeckswaert geworden ..., dat hy scheen die duvel van de helle te wesen, in Bijdr. Hist. Gen. 25, 82 (aº. 1569). Seggende, dat hemlieden den duvel van der helle ende die voirs. B. ... mit enighe van haer principalen hooffden daertoe gebrocht hadden, 25, 182 (aº. 1574).
— De bare duivel, verg. Dl. II, 822. || Die ... met den baren Duivel geklonken heeft, POTGIETER 1, 348.
— De duivel en het vleesch, vroeger ook: de wereld worden vaak te zamen genoemd. || De duyvel, de weereld, en het vleesch, die door een eet-ghespan verknocht ons gezamentlick zoecken te over-vallen, DE BRUNE, Bank. 1, 446. 'k Heb, en van vromen geest bezield, ... Den duivel en mijn vleesch bestreden, BEETS 1, 428.
— De duivel en zijn moer. Zie verscheidene voorbeelden bij de zegswijzen en verder Dl. IX, 923.
— Den duivel uitbannen enz. Duivel kan hier ook in de bet. 2) staan. || Dat ons priesters met de kinderen staen ende jonghelueren ..., ende strijcken, bezweeren den duvel daer uut, V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 29.
— Des duivels prenteboek, het kaartspel. || Mijnheer en mevrouw Witse ... konden namelijk op het gevaarlijk stuk van des duivels prentenboek niet best te zamen overweg, BEETS, C. O. 259. Bij ons voorgeslacht ... zult (gij) vaker dan den bijbel des duivels prentenboek op tafel vinden, DE BEAUFORT, Geschiedk. Opst. 1, 117.
— Des duivels oorkussen. Zie bij OORKUSSEN.
— (Een) haar van den duivel, persoon of eigenschap die niet deugt. Verouderd. || Daer wasser ..., die zeijden, dat zij wel hadden willen al de basten betalen, daer men de ghues an hanghen zoude; ander ... weinschten sommighe roomsche predicanten een deel tonnen buspoers in haren zack. Dit zijn al haren vanden duvelen. Godt betert! V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 2, 167.
— Uit den duivel, zijn oorsprong hebbende in den duivel. In bijbelsche taal. || Sijn zy mit Christo niet eens ghesindt, zo ... moeten (zy) wt den duyvel zijn, GNAPHEUS, Tob. 96. Die de sonde doet, is uyt den duyvel, want de duyvel sondight van den beginne, 1 Joh. 3, 8.
— Aan God noch duivel gelooven. || Een ongelukkige en onzalige ..., die ... noch aan God, noch aan Duivel geloofde, Philanthrope 1, 347.
— Naar den duivel noch zijn moer vragen, den duivel noch zijn moer vreezen, hel noch duivel vreezen enz. || Licht volcq wesende ..., die nae den duyvel noch sijn moer niet en vragen, V. RIEBEEK, Dagverh. 1, 328. Ik ben van hel noch duivel vervaard: ik ben Jan zonder vrees! COECKELBERGS, Spr. 127.
— Naar den duivel zijn of gaan, verloren zijn of gaan. || Zie je nou wel, met je vervloekte gemaal, daar is nou al een van de drie wenschen naar den duivel! FOKKE, B. R. 4, 163.
— Iemand naar den duivel wenschen. || Waerschijnelijk sult gijlieden mij toens wel naa den duivel hebben gewenscht, V. HARDENBROEK, Gedenkschr. 3, 538.
— Loop naar (vroeger ook voor) den duivel, als verwensching. || Is dat zo niet van uwe verkiezing, loop dan voor den duivel, Leev. 5, 221. „Loop naar den duivel”, bromde Bleek, K. Zev. 5, 16. Loop naar den duivel! riep hij kwaad, ST. STREUVELS, Minneh. 2, 26.
— Voor den duivel zijn, verloren zijn. In de oudere taal. || (De schipbreukelingen) antwoorden ... Godtloselijck, Ons schip is voor den duyvel, Holl. Merc. 1654, 3 b.
— Iemand voor den duivel jagen, in de oudere taal. || B. Cornelis greep haer met den arm, stakse ter deuren uyt seggende: Wegh deur, van hier gy Paulinne ..., al deur, wegh voor den Duyvel, Hist. v. Corn. Adr. 1, 43. Niet, met de beschuldigde terstont de mutsaart onder de voeten te stooten, de verdachte van Duyvelerye in der daat voor den Duyvel te jaagen, V. HEEMSKERK, Arc. 63.
— Men wenscht dat de duivel iemand hale. || Dat u de duyvel hale in 't helsche vyer, Hist. v. Corn. Adr. 2, 387. De Con., ... seyde: „Wat, noch al sauvegardes? Ick wouw dat de duyvel de sauvegardes haelde”, C. HUYGENS Jr., Journ. 1, 457. De duivel hale mij, zoo ik ooit weder met studenten soupeer! POTGIETER 1, 310.
— Vroeger ook: dat de duivel hem schende. || Dat hem den duyvel schende, Veelderh. gen. Dicht. 24.
— Nog andere, verouderde verbindingen in de aanhaling. || Met te seggen de Duyvel hael u, de Duyvel vaer op u, ofte in 't herte, Gen. Keure v. Rott. 1, 290 (aº. 1722).
— Dat zal hem de duivel, t. w. betaald zetten, afleeren of iets dergelijks. || De schoelje wil mij alzoo zijn eigen gronden, die niets waard zijn, voor een hoogen prijs aansmeren! dat zal hem de duivel! K. Zev. 4, 392.
— Zijn ziel aan den duivel verkoopen. || (Een verhaal van) een minnaar, die zijne ziel aan den duivel verkoopt, ROOSES, N. Schetsenb. 300.
— Den duivel inhebben, in Z.-Ndl. ook — in het lijf hebben, vroeger: bezeten zijn, thans: het land hebben. || Wat hebt ghy inden zin? Raest ghy of hebt ghy den duyvel in? Veelderh. Gen. Dicht. 27. Ik wist niet, waarom ik den duivel in het lijf had en mijn linkeroor tuitte, als een geborsten koewachtershoorn, TEIRL.STIJNS 2, 117. Hij had den duivel in dat zijn plan zoo mislukt was.
— Van den duivel bezeten zijn. || Een van de religieusen ..., die all de werelt gelooft heeft dat van de duijvel beseten waeren, C. HUYGENS Jr., Journ. 3, 117.
— Van de duivel bezeten zijn om iets, dat met alle geweld willen. In Z.-Ndl. || Dieë jongen is van den duvel bezeten om op 't ijs te gaan, CORN.-VERVL.
— De duivel rijdt hem, hij is bezeten. || Wel (sey sy ...) wat brandewijn heb ick van jou gehat? Woe riedt die de duvel, seyd hy, hes toese nicht selfst gesopen, WALTES, Bol-Backers-Jan 3. Is hij mal, de kerel, of rijdt hem de Duivel? FOKKE, B. R. 3, 129.
— Iemand den duivel aandoen, hem plagen, het hem lastig maken. || Het is de clericalen te doen ... om de vrijzinnige steden op allerlei wijze den duivel aan te doen, Het Volksbelang v. 18 Oct. 1913.
— Van den duivel droomen. Zie bij DROOMEN.
— Den duivel van iets geven, het opgeven, er genoeg van hebben. || Ik geef den Duivel van dat plan, KINKER, D. en O. 41.
— De duivel aan iets of iemand gezien hebben, geweldigen tegenzin tegen die zaak of dien persoon hebben. || Sedert je hem zoo aan de kaak hebt gesteld, heeft hij den duvel aan je gezien.
— De duivel zou het raden, dat kon iedereen voorzien of begrijpen, In Z.-Ndl.
— Daar kan geen duivel uit wijs worden. || Wat was er intusschen op de Eekhoef gebeurd? Peer Tyck beweerde, dat er geen duivel uit wijs kon worden, SEGERS, Kol. i. d. K. 32.
— Daar speelt de duivel mee, het is daarmede niet pluis, dat gaat onbegrijpelijk toe. || Ou hier moet de duyvel en sijn moeyer met speelen: ba wy zyn alle ghelijck betovert, en met eenen dommen duyvel beseten, Hist. v. Corn. Adr. 1, 203. Ba de duyvel ende sijn Moeder speelt daer met u bachuys, dat ghy alle die heylighe Schriftueren aldus weet te trecken na uwen ketterschen zin, 2, 380. 't Is of de duivel er mee speelt, maar ik vergeet die boodschap iederen keer.
— In den zin van: er doen zich onvoorziene en onoverwinnelijke tegenslagen voor. || Hadde hy (Luther) ten tijde van Nemrod gheweest, als men den toren van Babel maeckte, hy ... soude het begonst werck op gheiaeght hebben, oft den duyvel soude daer mede ghespeelt hebben, DAVID, Doolh. 235.
— De duivel zit er onder, het gaat niet zooals het behoort. || 't Is niet goed, 't deugt niet, boer: de duivel zit er onder! g'hebt altijd gesakkerd als er iemand onderpachtte, ST. STREUVELS, Minneh. 2, 128.
— De duivel is nagaande (HARREBOMÉE 1, 163b). || Gy moet u voor alle opspraak toch bewaaren, Want de Duivel is nagaande, Gew. Weuwenaar 3, 28.
— Dat is de duivel, dat is een verwenschte omstandigheid. || „De adoptie is afgeschaft”, merkte H. aan. — „Ja! dat is de duivel!” bromde F., K. Zev. 4, 387.
— Als de Duivel geen straatschender wordt, zegswijze waarmede men iemands kans op zaligheid betwijfelde (TUINMAN 1, 155). Verg. ook kol. 3396.
— Alsof de duivel hem op de hielen zat, zoo snel hij maar kon. || De boer (kreeg) daar zooveel slaag, als hij dragen kon, en alsof de duivel hem op de hielen zat, stoof hij naar huis, DE MONT en DE COCK, Vl. Vert. 199.
— De duivel zal het laken, als bedreiging. Verouderd. || Laet mijn gaen, oft de duyvel sal het laken, Veelderh. gen. Dicht. 34.
— De duivel op je vleesch, als bedreiging. Verouderd. || Ja de Duyvel op je vleys veurje diefachtige aerd, Jou schelm meen jey dat ick jou de darde part van 't goedt sel geeven, WALTES, Bol-Backers-Ian 14.
— Zich den duivel op den hals halen. Verouderd. || Hy haelt sich selfs den duijvel op den hals, ende can hem niet af keeren, SARTORIUS, Adag. I, 6, nº. 24.
— Den duivel voor zijn nieuwjaar —, voor zijn vastenavond krijgen, een geducht standje krijgen; stank voor dank krijgen. In Z.-Ndl. nog in gebruik (CORN.-VERVL.. || Nou 'k mag voort vegen of ick krijgh de Duyvel tot mijn Vastelavont, V. ARP, Cl. Klick. 7. Hadje gehoort hoe jy en ik de duyvel voor een nieu jaar kreegen, bij V. MOEKERKEN, Kl. 369.
— Den duivel jagen, tekeergaan, opspelen, lawaai maken, den boel op stelten zetten. In Z.-Ndl. Zie ook bij DUIVELJAGEN. || Zoo gij weder den duivel gaat jagen en mij als eene dienstmeid met barschheid wilt behandelen, — ik loop ten huize uit naar mijne zuster, CONSC. 3, 117 b. De pataten zijn aangebrand. Vader zal weer den duivel jagen en mij eenen hoop zure woorden naar den kop werpen, 6, 341 b. De jongens zijn bezig met den duivel te jagen! Zij hebben reeds al de patten, die nog geheel waren, gebroken enz., SLEECKX 5, 139. Schrikkel wachtte zich ook aan den majoor te verhalen, hoe hij ... tot zijne vrouw gesproken had, alsof hij 't waarlijk geloofde; hoe hij twee uren lang den duivel had gejaagd, RAMBOUX, Fam. Schrikk. 1, 58. Louis ... was boos. Hij was echter overtuigd, dat opspannen en den duivel jagen, tot niets kon dienen, SEGERS, Kolen i. d. K. 89.
— Zich den duivel bevolen jagen (zie Dl. VII, kol. 126).
— Je mocht den duivel, dat zou je willen! De uitdrukking is een afkorting, blijkbaar van: je mocht den duivel doen, wat je mij wilt doen. || Wat Satan, zei ik, ben je lui te groote Sinjeurs, om God den Heer te looven en te bidden, je mogt den duivel! Leev. 7, 361.
— In de aanhaling beteekent den duivel mogen slaan, mogen doen wat men verkiest. || Voor Jan mocht ze den duivel slaan, hij moeide er zich niet mee. Op haar woning was zij volop baas, QUERIDO, Jordaan 118.
— Hier is de duivel te koop, het gaat hier verkeerd. || Ba goeliens nu is hier wederom den duyvel te koopen met desen wederspoorigen Magistraat van Brugge, Hist. v. Corn. Adr. 1, 64. Phou, ba hier is alree de duyvel en sijn moeder wederom te koop, 2, 395.
— Al zou de duivel op stelten rijden, al zou alles op stelten staan, al zou er nog zooveel misbaar gemaakt worden. || Een goed Christen Mensch moet alles durven doen, dat goed en recht is, al zou de duivel op stelten ryen, Leev. 6, 12.
— Te dom zijn om voor den du(i)vel te dansen, aartsdom zijn.
— In Z-Ndl. zegt men ook: te leelijk om voor den duvel te dansen.
— Den duivel te slim af zijn. || De vrouwen ... zijn den duivel te slim en hebben het talent hare mans ... te doen uitbrengen wat zij willen, SLEECKX 12, 37.
— Den duivel op het kussen binden, buitengewoon bij de hand zijn. Verouderd. || Al waert een van die seven wijven, Die den duyvel op 't kussen deden blijven, Veelderh. gen. Dicht. 7. U en de duyvel bant ick beyde wel opt kussen, Eermen (d. i. me) de moet sou blussen, V. BREUGHEL, Boert. Cl. 1, 44. Dese ses Vrouwen waren soo vroet ende wijs in haren tijdt al haddet gheweest om den blauwen Duyvel te besweeren ofte te binden op een kussen, soo waren sy daar abel ghenoegh toe, Euang. v. d. Spinr. 2. 't Was de beste Griet die men vond, die den Duivel op een kussen bond, TUINMAN 1, 23.
— De duivel is te binden, het gaat er ongemakkelijk toe. Waarschijnlijk verouderd. || Ik sloeg naar hem. Toen was de duivel te binden, Leev. 1, 311. En, Jongen, wat is de Duivel te binden geweest, 6, 274.
— Iemand den zwarten duivel op den hals binden, hem tot zondebok maken. Verouderd. || Zullen wij in dese hijstorie alleene de aerme ghues ... den zwarten duvel op den hals binden, ende zullen zij daertoe gheen oorzake vande gheestelicke ghehadt hebben? V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 169.
— Eer de duivel zijn schoenen aanheeft (verg. kol. 3419). || Eer de duyvel schoenen aen had hy wtgong, V. BREUGHEL, Boert. Cl. 20.
— Als men van den duivel spreekt, trapt men op zijn staart, de persoon over wien men spreekt pleegt dan juist te komen. || „Reinout ...; maar hier trapt de Eerwaarde Juist den Duivel op zijn staart, DE GÉNESTET 1, 298.
— In de volgende plaats schijnt eer een waarschuwing tegen vloeken bedoeld te zijn. || Daermen van de duyvel spreect, Zelden dat hy daer ont-breect, DE BRUNE, Spreekw. 268.
— De duivel heeft het vragen gemaakt, misschien met gedachte aan Genesis 3, 1 (TUINMAN 1, 1).
— De duivel schijt altijd op de grootste hoop, toevallige winsten vallen steeds te beurt aan wie reeds veel heeft.
— De duivel danst niet altijd voor één mans deur, het ongeluk treft niet altijd denzelfden persoon. In Z.-Ndl.
— De eene duivel deert den anderen niet (DE BRUNE, Spreekw. 474). Verouderd.
— De duivel houdt de kaars, het gaat er niet malsch toe. Deze spreekwijze berust op eene legende aangaande den H. Dominicus, die den duivel, hem als een aap verschenen, zou gedwongen hebben eene kaars voor hem vast te houden, tot hij zich de vingers brandde. Daarnaast al zou de duivel de kaars houden, de onderste steen boven. Thans alleen in Z.-Ndl. || Alst qualijc gaet, houdt de duvel de keerse gemeynlijc, V. GHISTELE, Ovid. Sendtbr. 41 b. De Duivel zal de kaars houden, TUINMAN 1, 23.
— 't Is altijd de duivel die de kaars draagt, altijd moet dezelfde het ontgelden. In Z-Ndl. (CORN.-VERVL. 1666).
— Den duivel een kaars ontsteken enz., zijn vijand uit eigenbelang vriendelijk bejegenen. || De sulcke den duyvel een keersken hechten, Die de boosheydt soecken te behaghen, DAVID, Lot. v. Wijsh. 17. We moeten den duivel soms een keersken luchten! ST. STREUVELS, Minneh. 1, 87.
— In de aanhaling in den zin van: eene zaak opknappen, voor iets zorgen. || S. Ja zoo je dat wel uitvoert, je bent een roo Letter in jou Almenak. M. Gien questie vrienden, ik zel die duivel wel ien Kaars ansteeken, V. GRAMSBERGEN, Hart. v. Pierlep. 4.
— Bij den duivel te biecht (zelden te rade) gaan of komen, bij iemand om hulp komen van wien men het tegendeel heeft te verwachten. || De sulcke den duyvel te raede gaen, Die haeren ghesworen vyandt aen-hanghen, DAVID, Lot. v. Wysh. 40. Zyn fatale star heeft hem (t. w. zekeren dief) geleid naar een Jood, die Spion van den Gouverneur was, om 't gestoole goed te verkoopen. Na dat hy aldus by de Duivel te biecht was gekomen, is hem 't gevangenhuis tot een logement vereert, DOEDYNS, Merc. 1, 431.
— De duivel zal de passie preeken, de grootste boosdoener zal nu vermaningen gaan geven. || Mijn dunckt De Duyvel zel ons nou de passi preken, Jae wel van waer komt u dit bystere verstandt? COSTER 184.
— De processie, daar de duivel het kruis draagt in toepassing op de houding van huichelaars (TUINMAN 1, 179).
— De duivel zit achter het kruis, in toepassing op slechte bedoelingen onder schoone voorwendsels (TUINMAN 1, 179; verg. ook kol. 3420).
— Voor iets vreezen als de duivel voor het kruis; iemand verjagen als den duivel met het kruis. || Ick ben van hem vervaert, als die duijvel vant cruijs, SARTORIUS, Adag. III, 9, nº. 12. Dat men hem (t. w. den Paus) begint met een Concilie te dreighen, 't welk de H. vaeders meer als de dujvel voor 't krujs vreezen, HOOFT, Br. 2, 253. (Zij) sullen ... soo de Francen verjaegen als den duyvel met het cruys, V. D. GOES, Briefw. 2, 89.
— Spartelen gelijk de duivel in een wijwatervat, hevig tegenstribbelen. In Z.-Ndl. || Sommige franskiljons van den gemeenteraad spartelden gelijk den duivel in een wijwatervat, Het Volksbelang v. 30 Maart 1912.
— Tegen iets lachen als de duivel tegen den dageraad, een zuur gezicht tegen iets zetten. || De scheele Jongen stond er by, en grynsde als de Duivel tegen den dageraad, Leev. 8, 34.
— Naar iets haken —, aan iets vasthouden —, op iets slaan als de duivel naar, aan of op een ziel. || Ick bicktender op ... As ien duyvel op ien ziel, BREDERO 1, 290. Hy gaapt daar na, als de Duivel na een ziel, TUINMAN 1, 155.
— Er op zitten of slaan als de duivel op Gerard. Nog in Z.-Ndl. (HARREBOMÉE 1, 165 b; CORN.-VERVL.).
— Des duivels toren bouwen, altijd met een huisgenoot in ongenoegen leven.
— Men moet den duivel niet zwarter maken dan hij is, men moet niet te veel kwaad van iets zeggen. || Zus, zus, Paai, ... laat het wat lyken; maak den duivel niet zwarter dan hy is, Leev. 4, 225.
— Een kwade vrouw is een duivel in huis. || Een kwaaije Vrouw is een duivel in huis, Leev. 4, 311.
— De Duivel heeft het vragen gemaakt (TUINMAN 1, 1).
— Heeft de duivel het paard gegeten, hij eet er de toom ook toe, uitdrukking van iemand die den boel opmaakt. || Het de Duivel het paert ghegheten, hy eeter de toom oock toe, BREDERO 1, 229.
— Als God meel geeft, bindt de duivel de zak toe, zegswijze om te kennen te geven dat een tegenslag vaak op een voordeel volgt. Verouderd. || Als God gheeft meel voor yemands mond, De duyvel sluyt de zack terstond, DE BRUNE, Spreekw. 384 (zie ook 152).
— Waar Onze Lieve Heer een kerk bouwt, daar bouwt de duivel een kapelletje (t. w. eene herberg). In Z.-Ndl. (CORN.-VERVL.).
— Hij meent dat hij onzen lieven Heer bij het hoofd heeft, en hij heeft den duivel bij de voeten, in toepassing op iemand, die zich zeer in een ander vergist (TUINMAN 1, 179).
— Hij zou niets voor God doen, als de Duivel dood was, hij leeft alleen goed, uit vrees voor de hel (TUINMAN 1, 314).
— Die den Duivel te vriend heeft, kan lichtelijk in de hel komen (TUINMAN 1, 61).
— Hij is uit de hel gekropen, toen de Duivel sliep, hij is een galgebrok (TUINMAN 1, 155).
— Twee gelooven op een kussen, Daar ligt de duivel tusschen (zie Dl. VIII, 609).
b) Als vloek of verwensching. || De duivel, Willem, dat is wat extraas, hoor ik, Leev. 7, 363. „Hel en duivel! onbezonnen Monster!” barstte hij los, BOSB.-TOUSS. 2, 122 a.
— Voorafgegaan door een vraagwoord. || Ou maer wie duyvel heeft u lieden doch soo outerquidant, so outragieus, of soo stout ghemaeckt? Hist. v. Corn. Adr. 1, 68. Mochten nu een reys opkycken die ouwe Lacedemoniers, Hoe duyvel souwenset maken met de Banckeroetiers, BREDERO 1, 212. Wat de duyvel, Messieurs, hoe keunjet versinnen! 1, 253 Maer wie duyvel souden wij dan weder bij de Coningh krijghen? C. HUYGENS Jr., Journ. 1, 101. Wie duivel zoude dien (den laster) wederstand kunnen bieden? POTGIETER 1, 236. De twee schoten vielen. ... De hond sloeg aan; het haas was vrij. „Wat duivel nou?” riep Teun de Jager, en smeet het geweer neder, BEETS, C. O. 312. Wat duivel, hij was toch de maker van 't stuk, ROBBERS, Gel. Fam. 150.
— Voor den duivel. || Schrijf toch, voor den duivel, duidelijker, V. DEYSSEL 2, 136.
2) Booze geest als waarvan in den bijbel sprake is; gevallen engel. || Hijstorien rhetorijckelic ghespeelt ..., uuten auden ende nieuwen testamente, een helle ende veel danssen van duvelen, zeer consticht ende verscrickelic toeghemaect vertoocht, V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 61. Ooc hadde den deken vanden christenen ghepredict dat de nieu predicanten duvels waren, 1, 235. Hy werpt de duyvelen uyt, door den Oversten der duyvelen, Matth. 9, 34. Datse ... also de Schatten der Hellen, maken tot Spinstoelen der Duyvelen, BAARDT, Deugdensp. 222. Sommige waren met geschilderde Buffels-vellen omgort ..., en soo verschrickelijck opgepronckt, datse eer duyvels uyt der Hellen, dan Buffels of Menschen geleken, SCHOUTEN, Voyagie 1, 22. Het gheene men haer opstrede, van particuliere en innerlijcke kennisse te hebben met de Duyvelen ... was ongelooflijck, V. BLEYSWIJCK, Beschr. v. Delft 400. Dan vloektmen dat het klinkt, en port ijder sijn duivels uit de hel, VALENTIJN, Ovid. 1, 216. Van Dalen ..., die zich reeds losgemaakt had van het geloof aan duivelen, die de oude orakels inbliezen, GEEL 162. Deze afgevallene engelen worden duivelen genoemd, LAMBRECHT, Catech.2 1, 120. Sophie ... was in de vrees des Heeren en der liberalen opgegroeid. Tehuis en in de catholieke normaalschool werden deze laatsten als halve duivels afgeschilderd, LOVELING, Sophie 47. Het katje verschrikte zoodanig, dat het begon te loopen, te loopen, alsof al de duivels uit de hel haar achtervolgden, DE MONT en DE COCK, Vl. Vert. 73. Die vreeslijke benauwdheid, duivel die haar op borst en keel zat, drukte en duwde, ROBBERS, Gel. Fam. 298.
— Men stelt het voor of verschillende ondeugden elk haar duivel hebben. || Een geest van christelijke liefde had mij het werk doen aanvangen, een duivel van gekrenkte ijdelheid drong mij het voort te zetten, K. Zev. 1, 157. „Daar laat de duivel der jaloezij weer zijne horens zien”, dacht Ida, COURTM.-BERCHM., Gesch. v. d. J., 43.
— Duizend duivels, als vloek. || Ba wat duysent duyvels, nu soude ick wel mijn sinnen gemissen, Hist. v. Corn. Adr. 1, 117. Ou, ba wat duysent duyvele (Godt zegene ons) wat gaet desen ... ketter nu over, 2, 390.
— Iemand naar alle duivels zenden, hem verwenschen, hem verwenschingen toevoegen. In Z.-Ndl. || Daarna kan Daeltjes, indien het hem lust, onzen vriend den dragonder zooveel naar alle duivels zenden, als hij wil, SLEECKX 12, 237.
— Zekeren duivel inhebben, die onaangename eigenschap vertoonen. || Als ik hem soo haest niet antwoorde, soo seyde hy, dat ik den stommen Duyvel in hadde, V. BRAGHT, Martelaerssp. 2, 237 a.
— Elke duivel regeert in zijn maand, alle kwaad heeft zijn beurt (TUINMAN 1, 13 en verg. kol. 3420).
— Liegen dat er zeven duivels te laat zouden komen. In Z-Ndl.
3) Booze macht die door niet-christelijke volkeren vereerd wordt, en daarnaast vroeger ook in toepassing op niet booze machten; afgod. || Den duyvel, die de Chynesen gemeenlijck Joosje noemen, is een geweldigh en maghtigh Prince deser werelt, SCHOUTEN, Voyagie 1, 22. Dese duivelen draegen (in Japan) den naem Ioosje Tiedebayk; maer God Ioosje Goesar, MONTANUS, Gedenkw. Gesantsch. 70 b. Zy weten van geen God; maar stellen vast, dat yder landschap zyn Duivel heeft, die dat beschadigen, en beschermen kan, weshalven yder aldaar den zynen in nood aanroept, VALENTIJN, O.-I. I, 2, 378 a. De mindere en hunne middel-Goden, of Duivels, die zy eeren en aanroepen, III, 4 b.
4) In toepassing op personen. — a) Een arme duivel, iemand die er ongelukkig aan toe is, iemand die in armoedige omstandigheden verkeert. In N.-Ndl. minder gewoon dan arme drommel. || Dat alle dese Haegh-predicanten ... maer al ydioten, schoelappers, wevers en andere arme schamele duyvels zyn, Hist. v. Corn. Adr. 1, 89. E. Wt zijn hooft is ien bien e nomen, wel sucken stuck. A. Hoe quam den armen duyvel an dat ongheluck? Class Kloet 3, 13. 't Is verbruid, schip en schuit: Hier hangt den armen duivel uit, bij LE JEUNE, Proeven 198. Om een armen duivel van een Jongen te helpen bezwaaren, Leev. 5, 369. Een armen duivel die mij om een aalmoes bad, Wildsch. 1, 72. Gy, arme duivels die ge zyt, In prykel schier ten allentyd Door hongersnood te moeten sterven, CONINCKX, Fab. 11. Ongelukkigen ... die rechtaf eene aalmoes vragen, arme duivels die aan elke bel trekken, BERGMANN, E. Staas 137. Ge moet hier nu den armen duivel niet uithangen, we kennen u! ST. STREUVELS, Minneh. 2, 110.
— Een arme Sint-Maartensduivel, toespeling op de legende volgens welke de duivel aan St. Maarten een aalmoes gevraagd zou hebben. || Daar wierden de arme sinte Martens duyvels zo me versterct, en vertroost, datse haar lieten wijs maken, dat men voor een kroon van lauwerblaan op 't hooft, meer boters konde koopen als voor duysent in de beurs, COSTER 467.
b) Een grappige duivel, een grappig en bijdehand persoon. Ongewoon. || (Zekere) snaaken ..., raare honden, grappige duivels, Leev. 7, 20.
c) Als scheldwoord of minachtende term in verschillende toepassingen. || Sulck eenen spreeckt met roem van sijn gemeen geslacht, Die in 't besonder elck of sot of duivel acht, HOOFT, Ged. 2, 16. Gy leelijcke duyvel, wel wat sal jou ghebreecken? Fy gy bulle-back! BREDERO 1, 246. Dat Montpouillan ... haer ... had geattaquert ... en dat sy hem injurien van olden Grisen duvel en diergelycke geseght had en hem in 't aensicht geslaghen, C. HUYGENS Jr., Journ. 3, 63. Enyo de Oorlogs-Godin ... is een dollen Duivel van een wyf, dat van geen langduurige rust hout, DOEDYNS, Merc. 1, 176. Welk een Duivel moest dat zyn, die evenwel zo een meisje laagen konde leggen, Leev. 1, 155. (Het Brusselsche gepeupel) bestaat alleen uit 700 a 800 Walen, meest Luikenaren ..., deze allen zijn woedende duivels, of liever buren van den duivel (mijngroefwerkers), venten, die men zonder schrik niet kan aanzien, WILLEMS, Br. 95. Hier hangt de gierige duivel uit, Volksliedje in N. Rott. Cour. v. 13 Nov. 1892, le Bl. A.
— Jonge engel, oude duivel (DE BRUNE, Spreekw. 494, zie ook 176 en 253).
— Ook met betrekking tot dieren of zaken. || 'Ne leelijken duvel van 'nen hond. Dat is 'nen duvel van e werk, CORN.-VERVL.
5) Een keer dat men „duivel” zegt. || En crijght noch een deel duyvels naer haer ooren, POIRTERS, Mask. (ed. 1646) 96.
6) Lichaam. Alleen in uitdrukkingen als: iemand op zijn duvel geven. Verg. het gebruik van donder, bliksem, sodemieter enz.
--------------------------------------------------
Note added at 2003-02-11 21:17:07 (GMT)
--------------------------------------------------
aan estenger:
ja dat verhaal is eigenlijk wel een beetje over de grens qua omvang, maar er staat erg veel informatie in (uit \"het woordenboek der Nederlandsche Taal op CD-ROM\"). Ik dacht dat \"what is a devil without his fire\" en \"het is altijd de duivel die de kaars draagt\" vertalingen van elkaar waren. What is a devil without his fire = wat is een bepaalde persoon wanneer hij niet de pechvogel is; je weet gewoon dat hij altijd de klos is/pech heeft. En dat is dan hetzelfde als \"het is altijd de duivel die de kaars draagt\"
\"an evil without a face\" is juist algemeen, zoals jij zegt
Hier nog een paar aanduidingen uit de OED. Mocht iemand ze willen vertalen....:
Besides the name Satan, he is also called Beelzebub, Lucifer, Apollyon, the Prince of darkness, the Evil One, the Enemy of God and Man, the Arch-enemy, Arch-fiend, the Old Serpent, the Dragon; and in popular or rustic speech by many familiar terms as Old Nick, Old Simmie, Old Clootie, Old Teaser, the Old One, the Old lad
Peer comment(s):
agree |
estenger
: demon je hebt een heel groot verhaal gehouden en je hebt gelijk.Bovendien het zou moeten zijn : an evil without a face. Is blinde haat misschien een mogelijkheid? Of universele lafheid? zoals in 'insipient evil?'
26 mins
|
ik dacht dat het was "what is a devil without a fire" zie hierboven
|
|
agree |
Sophia Berka (X)
53 mins
|
agree |
Hans Vandecappelle
3 hrs
|
agree |
Saskia Steur (X)
11 hrs
|
Something went wrong...