Aug 8, 2005 20:45
19 yrs ago
English term
powerfulness
English to Dutch
Social Sciences
Psychology
een dimensie van een onderzoeksschaal: uitleg is letterlijk: 'het gevoel dat men de vaardigheid en de ervaring heeft om de taak uit te voeren zonder slaafs de procedure te volgen'
"Invloed"en "Macht" is het niet, andere ideeën?
"Invloed"en "Macht" is het niet, andere ideeën?
Proposed translations
(Dutch)
4 +2 | zelfeffectiviteit / geloof in eigen kunnen | Agnes Douwes |
4 +6 | zelfvertrouwen | Anne Lee |
3 | kracht | Gerda Rijsselaere (X) |
3 | vermogen | mariette (X) |
Proposed translations
+2
1 hr
Selected
zelfeffectiviteit / geloof in eigen kunnen
Gezien de uitleg zou ik haast zeggen dat het Engelse begrip hier "self-efficacy" zou moeten zijn ipv "powerfulness", de uitleg doet meteen denken aan de zelfeffectiviteit/self-efficacy van Bandura's sociale cognitieve theorie, het idee dat iemand gelooft in zijn/haar vaardigheid om een bepaalde taak uit te voeren. In de praktijk/populair taalgebruik komt dat natuurlijk neer op zelfvertrouwen, maar conceptueel zijn 'self-confidence' (zelfvertrouwen) en 'self-efficacy'(geloof in eigen kunnen) toch net verschillend.
In een aantal gevallen wordt 'self-efficacy' ook gewoon gebruikt in Nederlandse psychologie, zie eerste referentie:
"Self-efficacy is te omschrijven als iemands inschatting van zijn eigen capaciteiten om bepaalde taken, handelingen met succes uit te kunnen voeren. Met andere woorden het gaat om het geloof in eigen kunnen."
Zelf zou ik voor een vakdoelgroep de voorkeur geven aan het Nederlandse zelfeffectiviteit of 'geloof in eigen kunnen'zoals in de tweede referentie:
"Geloof in eigen kunnen (Self-efficacy belief) maakt onderdeel uit van Bandura’s Social Cognitive Theory. Geloof in eigen kunnen wordt beschouwd als een intuïtief proces waarbij personen de resultaten van hun activiteiten interpreteren en deze interpretaties gebruiken om het geloof in eigen kunnen te ontwikkelen in een vergelijkbare situatie en met specifieke taakkenmerken. Dit geloof in eigen kunnen verwijst naar specifieke verwachtingen die leerlingen maken over de mogelijkheid om gerichte acties te ondernemen om bedoelde resultaten van de (leer)taak te bereiken (Boekaerts, 1991). Geloof in eigen kunnen verschilt van andere beliefs-begrippen in de taxatie van de persoonlijke mogelijkheid om een specifieke taak uit te voeren in een specifieke context (Pajares, 1998). Als een leerling bijvoorbeeld bekend is met de specifieke rekentaakkenmerken, dan roept deze omstandigheid een taakspecifiek geloof in eigen kunnen op dat nauw verwant is aan het vereiste gedrag. Maar als de leerling onbekend is met de rekentaakkenmerken dan vergelijken ze de nieuwe situatie met ervaringen die ongeveer gelijk zijn aan de nieuwe rekentaakkenmerken.
Tot slot: http://216.239.59.104/search?q=cache:kwluBHdrcIEJ:www.alcoho...
"zelfeffectiviteit (3) duidt op de mate waarin men zich in staat acht om het gewenste gedrag ookdaadwerkelijk uit te voeren (of niet uit te voeren)."
Voor mijn gevoel ligt het verschil tussen 'zelfvertrouwen' en zelfeffectiviteit precies in het TAAKSPECIFIEKE geloof: zelfvertrouwen heeft te maken met een algemeen vertrouwen in eigen kunnen, haast onafhankelijk van de situatie, terwijl zelfeffectiviteit meer taak-specifiek, situationeel is. Voor algemeen taalgebruik maakt het verschil weinig tot niets uit, voor een vakdoelgroep kan het beter zijn om specifiek te zijn.
In een aantal gevallen wordt 'self-efficacy' ook gewoon gebruikt in Nederlandse psychologie, zie eerste referentie:
"Self-efficacy is te omschrijven als iemands inschatting van zijn eigen capaciteiten om bepaalde taken, handelingen met succes uit te kunnen voeren. Met andere woorden het gaat om het geloof in eigen kunnen."
Zelf zou ik voor een vakdoelgroep de voorkeur geven aan het Nederlandse zelfeffectiviteit of 'geloof in eigen kunnen'zoals in de tweede referentie:
"Geloof in eigen kunnen (Self-efficacy belief) maakt onderdeel uit van Bandura’s Social Cognitive Theory. Geloof in eigen kunnen wordt beschouwd als een intuïtief proces waarbij personen de resultaten van hun activiteiten interpreteren en deze interpretaties gebruiken om het geloof in eigen kunnen te ontwikkelen in een vergelijkbare situatie en met specifieke taakkenmerken. Dit geloof in eigen kunnen verwijst naar specifieke verwachtingen die leerlingen maken over de mogelijkheid om gerichte acties te ondernemen om bedoelde resultaten van de (leer)taak te bereiken (Boekaerts, 1991). Geloof in eigen kunnen verschilt van andere beliefs-begrippen in de taxatie van de persoonlijke mogelijkheid om een specifieke taak uit te voeren in een specifieke context (Pajares, 1998). Als een leerling bijvoorbeeld bekend is met de specifieke rekentaakkenmerken, dan roept deze omstandigheid een taakspecifiek geloof in eigen kunnen op dat nauw verwant is aan het vereiste gedrag. Maar als de leerling onbekend is met de rekentaakkenmerken dan vergelijken ze de nieuwe situatie met ervaringen die ongeveer gelijk zijn aan de nieuwe rekentaakkenmerken.
Tot slot: http://216.239.59.104/search?q=cache:kwluBHdrcIEJ:www.alcoho...
"zelfeffectiviteit (3) duidt op de mate waarin men zich in staat acht om het gewenste gedrag ookdaadwerkelijk uit te voeren (of niet uit te voeren)."
Voor mijn gevoel ligt het verschil tussen 'zelfvertrouwen' en zelfeffectiviteit precies in het TAAKSPECIFIEKE geloof: zelfvertrouwen heeft te maken met een algemeen vertrouwen in eigen kunnen, haast onafhankelijk van de situatie, terwijl zelfeffectiviteit meer taak-specifiek, situationeel is. Voor algemeen taalgebruik maakt het verschil weinig tot niets uit, voor een vakdoelgroep kan het beter zijn om specifiek te zijn.
4 KudoZ points awarded for this answer.
Comment: "'Geloof in eigen kunnen' heeft precies de goede kleur.
Bedankt Agnes en allen"
5 mins
kracht
misschien?
Peer comment(s):
neutral |
Fred ten Berge
: misschien! // Sorry, Gerda!! But this sounds hardly powerful!
10 mins
|
tja, te weinig zelfvertrouwen zeker? ;-)
|
+6
10 mins
zelfvertrouwen
Dat is het gevoelen dat je beschrijft: vertrouwen hebben in jouw eigen kunnen. Het gevoelen dat je om het even wat kunt klaarspelen.
Peer comment(s):
agree |
Fred ten Berge
: Also my powerful opinion!
4 mins
|
agree |
Iris70
6 mins
|
agree |
Tina Vonhof (X)
35 mins
|
agree |
Benny Raemaekers (X)
43 mins
|
agree |
Leo te Braake | dutCHem
: het is ook het uitvloeisel van ons nieuwste HMR-buzz-word: empowerment... :-) // sorrty: HRM-buzz...
1 hr
|
Retail therapy werkt soms ook (maar niet voor lang, jammer genoeg)
|
|
agree |
Agnes Douwes
: Voor populair taalgebruik dekt dit zeker de lading - voor vaktaal zijn er ook nog specifiekere termen
1 hr
|
2 hrs
vermogen
ver·mo·gen1 (het ~, ~s)
-de maat van wat iets kan verwerken of presteren => capaciteit
-dat waartoe iem. of iets in staat is => kunnen, macht, potentie;
ver·mo·gen2 (ov.ww.)
1 [archa.] kunnen
-de maat van wat iets kan verwerken of presteren => capaciteit
-dat waartoe iem. of iets in staat is => kunnen, macht, potentie;
ver·mo·gen2 (ov.ww.)
1 [archa.] kunnen
Something went wrong...